Het oog is het zintuig waarmee we dingen waarnemen. Vanuit fysiologisch standpunt, is zien een proces van zintuiglijke waarneming waarbij we prikkels uit de omringende omgeving opvangen en omzetten in interne beelden die door onze hersenen worden geïnterpreteerd.
Voor onze ogen is de buitenwereld, met haar vormen en kleuren, opgebouwd uit lichtstralen. Tijdens de waarneming worden deze stralen in het oog gebundeld en geprojecteerd in een beperkte zone achter aan het oog. Deze zone doet dienst als een projectiescherm waarop de beelden worden gevormd, waarna ze vervol-gens naar onze hersenen worden doorgestuurd.
Vier elementen spelen een fundamentele rol in dit proces:
Het oog valt grosso modo te vergelijken met een optisch instrument. Maar het instrument kan bepaalde afwij-kingen vertonen, waardoor er gezichtsstoornissen ontstaan. De meest gekende zijn bijziendheid en verzien-dheid.
Wanneer we normaal zien, spreken we van emmetropie of normaalziendheid. In dat geval komen de lichtstralen, zoals te zien is op het schema, perfect op het netvlies samen.
In het geval van bijziendheid (waarbij de patiënt beter voorwerpen dichtbij dan veraf ziet), is het oog te lang en komen de lichtstralen vóór het netvlies samen.
In het geval van verziendheid, ten slotte (waarbij de patiënt beter voorwerpen veraf ziet dan dichtbij), is het oog te kort en komen de lichtstralen achter het netvlies samen.
Deze optische oogafwijkingen kunnen gecorrigeerd worden